Schermtijd voor jonge kinderen: Wat zijn de richtlijnen en wat is de praktijk?
Richtlijnen over schermtijd voor jonge kinderen worden wereldwijd opgesteld door diverse instanties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de American Academy of Pediatrics (AAP), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) in Nederland, en andere regionale gezondheidsorganisaties. In deze blog bekijken we de aanbevelingen voor schermgebruik voor kinderen onder de 6 jaar en zetten we ze naast de cijfers uit de praktijk. Tot slot werpen we een kritische blik op wat deze richtlijnen voor ouders betekenen en wat de visie vanuit SO6 op de richtlijnen is.
Wereldwijde richtlijnen voor schermtijd
De WHO adviseert dat kinderen jonger dan 2 jaar helemaal geen schermtijd zouden moeten hebben, behalve voor videobellen met familieleden. Voor kinderen van 2 tot 4 jaar stelt de WHO dat maximaal 1 uur per dag voldoende is, en het liefst minder, met nadruk op actief spel, voldoende slaap, en kwalitatieve interactie met ouders of verzorgers.
De AAP in de Verenigde Staten adviseert ouders om zeer beperkt om te gaan met schermtijd voor jonge kinderen en vooral de nadruk te leggen op andere vormen van spel en interactie. Ze raden aan om kinderen onder de 18 maanden geen schermtijd te geven, behalve voor videobellen, en voor kinderen van 2 tot 5 jaar maximaal één uur per dag kwalitatieve, educatieve inhoud te bekijken onder begeleiding van ouders. Het doel is om schermtijd interactief te maken en te voorkomen dat kinderen passief naar schermen kijken.
In Nederland volgt het RIVM grotendeels de adviezen van de WHO, waarbij kinderen onder de 2 jaar geen schermtijd zouden moeten hebben en voor kinderen van 2 tot 5 jaar maximaal een uur per dag wordt geadviseerd. Het Nederlands Jeugdinstituut zet de richtlijn iets scherper: voor de leeftijd 2-4 jaar 5 á 10 minuten per keer, met een maximum van 30 minuten per dag. Voor de leeftijd 4-6 jaar 10 á 15 minuten per keer, met een maximum van 60 minuten per dag. Ze voegen hier de 20-20-2 regel aan toe: Iedere 20 (of 15) minuten, minimaal 20 seconden weg of in de verte kijken en het liefst 2 uur per dag buitenspelen.

De dagelijkse praktijk in Nederland
Bovenstaande richtlijnen zijn in de basis duidelijk: tot 2 jaar geen tot vrijwel geen schermtijd, tot 6 jaar maximaal één uur per dag. Wat zien we in de praktijk?
Gelukkig zijn de cijfers hierover voor Nederland sinds 2012 goed onderzocht en gepubliceerd in het Iene Miene Media-onderzoek. Dit is een grootschalig onderzoek naar mediagebruik binnen huishoudens met jonge kinderen. Het onderzoek heeft als doel inzichtelijk te krijgen hoe kinderen tot 6 jaar verschillende media(apparaten) gebruiken.
Als we kijken naar de meest recente publicatie van 2024, dan zien we de volgende gemiddeldes voor de leeftijd 0-6 jaar:
Gemiddeld zijn kinderen van 0-6 jaar 1 uur en 50 minuten per dag bezig met digitale media.
Inzoomend op de leeftijd van 9-12 maanden zijn kinderen gemiddeld 90 minuten per dag bezig met digitale media.
Kijkend naar de top 20% in de leeftijd van 0-6 jaar: één op de vijf kinderen is in totaal meer dan 180 minuten per dag bezig met digitale media.
Als lezer kun je wellicht denken “Wat betekent ‘bezig zijn met’ digitale media?”. Conform het onderzoek zitten hierin ook activiteiten tussen die enkel gebaseerd zijn op geluid (en daarmee niet onder schermtijd geschaard hoeft te worden) en videobellen (wat over het algemeen niet als een schadelijke activiteit gezien wordt). Dit is respectievelijk 10 en 4 minuten van het gemiddelde, ofwel ~12,5%. De overige activiteiten betreffen TV kijken, filmpjes op tablet of mobiel kijken, videospelletjes en andere applicaties op een mobiel apparaat.
Feit is dan ook dat de richtlijnen verre van gehaald worden. Daarnaast wijst er niets op dat de trend dalende is. Integendeel. De meeste ouders hebben ook geen idee van de richtlijnen, noch waarom deze er (internationaal) zijn.
Een kritische blik op de schermtijdrichtlijnen
Vanuit SO6 zijn wij kritisch over het concept van schermtijd in de jonge levensfase tot 6 jaar oud. Onze insteek is dat we als maatschappij moeten streven naar zo min mogelijk schermtijd tot de leeftijd van zes jaar.
We zijn dan ook kritisch op twee elementen:
De richtlijnen zelf laten vaak ruimte open voor discussie.
De richtlijnen baseren hun onderbouwing op een zeer beperkt idee van negatieve effecten van schermtijd.
Kritiekpunt 1: Teveel ruimte voor interpretatie en discussie
Het feit dat instanties als de WHO en AAP schermgebruik toestaan onder begeleiding of in beperkte mate, lijkt ruimte te bieden voor interpretatie en discussie. Deze ruimte kan er echter voor zorgen dat ouders twijfelen over hoe streng ze moeten zijn en uiteindelijk concessies doen in een omgeving waar digitale prikkels continu aanwezig zijn.
Bovendien kunnen de richtlijnen onduidelijk zijn over de daadwerkelijke impact van zelfs 'kleine' hoeveelheden schermtijd op deze jonge leeftijd. De wetenschappelijke literatuur wijst steeds meer op negatieve effecten op slaap, concentratie en sociale interactie. Vanuit SO6 benadrukken wij dat er in deze jonge fase zoveel te winnen valt zonder schermen – tijd voor elkaar, ontdekken van de wereld en vrij spelen zonder digitale afleiding.
Kritiekpunt 2: tijdverdringing gaat veel verder dan “te weinig bewegen”
Waar het WHO zich richt op de negatieve effecten van schermtijd in de vorm van tijdverdringing ten aanzien van de sedentaire houding en te weinig bewegen, richt SO6 zich op tijdverdringing ten aanzien van de totale ontwikkeling van het kind. We beroepen ons hier op het “rendementeffect”. Het rendementeffect houdt in dat de hersenen van jonge kinderen sneller in staat zijn een activiteit of vaardigheid te leren dan wanneer zij ouder zijn. Ter aanvulling: het gaat om basisvaardigheden ten aanzien van de cognitieve en sociale functies. Digitale media ontnemen vrijwel de volledige context van hoe deze basisvaardigheden ontwikkeld worden. Het gevolg is dat kinderen een achterstand oplopen op specifieke basisvaardigheden die wel verwacht worden in het primaire onderwijs in Nederland.
Hierop aanvullend: de vraag die wij regelmatig krijgen is “Is een uurtje schermtijd nu écht zo’n probleem voor een jong kind?” Ons antwoord hierop is tweeledig:
In de praktijk blijft het over het algemeen niet bij één uurtje - en ontstaat er al snel een ritme waarbij er door het kind meer om schermtijd gevraagd wordt en door de ouders het makkelijker gegeven wordt.
Zelfs als je het bij één uurtje kunt laten, onthoud dan dat na de leeftijd van 6 jaar het rendement van één uur besteden aan de ontwikkeling van basisvaardigheden lager ligt. Wanneer een scherm in het gezin een “oplossing” is voor je kind om de tijd mee te vullen, dan zal er ook vaker naar dit scherm gepakt worden. Dit ontneemt echter andere activiteiten die beter zijn en met meer rendement de langetermijnontwikkeling van je kind beïnvloeden. Wanneer je het voor elkaar kunt krijgen dat het kind een activiteit met je meedoet (e.g. koken), of zich op een andere manier kan vermaken (e.g. lezen, met figuurtjes/blokken spelen) of zich zelfs gewoon mag vervelen en zelf een manier zoekt om zich te vermaken, dan is het verschil na 6 jaar één uur per dag ruim 2000 uur.
Kortom, voor SO6 gaan de basisrichtlijnen zoals geadviseerd door het WHO niet ver genoeg qua leeftijdsgrens en is een bredere blik op de ontwikkeling van het kind benodigd. Voor de zekerheid echter: we zouden al heel blij zijn als de cijfers uit de praktijk overeen zouden komen met de huidige richtlijnen.
Conclusie
De richtlijnen over schermtijd verschillen wereldwijd, maar de boodschap blijft gelijk: minder is beter, vooral voor jonge kinderen. Bij SO6 willen we ouders helpen door verder te gaan dan deze adviezen, door schermtijd zoveel mogelijk te vermijden voor kinderen onder de 6 jaar. Zo geven we kinderen de ruimte om op te groeien in een omgeving vol echte ervaringen, verbinding en kansen voor ontwikkeling zonder afleiding van schermen.
Benieuwd hoe je aan de slag kunt gaan met schermloos opvoeden? Neem eens een kijkje bij onze andere blogs en ontdek praktische tips en ervaringen van andere ouders.